In de informatieve reeks “De teelt van groene thee” – bespreek ik hier in een eerste deel de theeplant zelf.
Thee wordt gemaakt van de jonge scheuten en bladeren van de theestruik Camellia Sinensis. Deze plant, die behoort tot het geslacht Thea, is een struik of een kleine boom die zijn stevige glanzende bladeren behoud gedurende alle seizoenen. Als de plant niet wordt gesnoeid kan hij tot meer dan 15 meter hoog worden. In een warm vochtig klimaat is de plant het meest in zijn element. In koelere klimaten zal de theeplant trager groeien. De theeplant bloeit met kleine gebogen geel-witte bloemen die sterk gelijken op de bekende bloeiende Camellia Japonica soorten. Na bestuiving en bevruchting heeft de theeplant bolvormige vruchten.
De uitgestrekte theeplantages in de Oost-Aziatische gebieden hebben de meest fantastische vergezichten. Weinig bezoekers zullen ooit de aanblik vergeten van de duizenden rijen afgeronde, keurig getrimde theestruiken, die zich als deinende golven uitstrekken tot aan de horizon.
De theestruik wordt al sinds lang geteeld en het is dan ook niet eenvoudig om zijn natuurlijk gebied te achterhalen. Het is best mogelijk dat de theestruik vroeger enkel groeide in de bossen van China en Indië. In de Zuid-Chinese provincie Yunnan staan enkele theebomen die meer dan duizend jaren oud zijn. Men neemt aan dat ze ooit werden gebruikt voor de productie van thee en dat ze nadien verder in het wild konden groeien. Het is zeer waarschijnlijk dat, door de groeiende populariteit van thee, de klassieke theeplanten verbeterd en geteeld werden zodat ze geschikt waren voor verschillende klimaatgebieden in Oost-Azië.
Er zijn actueel twee belangrijke varianten van theestruiken: de China (Camellia Sinensis var. sinensis) en de Assam (Camellia Sinensis var. assamica) theeplant. De China variëteit is een meerstammige struik die groeit tot een hoogte van twee en een halve meter en kleine rondachtige bladeren heeft. Het is een stevige plant die de kou kan weerstaan. Deze planten worden voornamelijk geteeld in China en Japan voor Oolong thee of groene thee. De Assam variëteit heeft grotere bladeren en is gevoeliger voor de kou. Hij heeft meer weg van een boom, met een stam die kan groeien tot een hoogte tussen de vijf en achttien meter. In teelt wordt de boom natuurlijk voortdurend gesnoeid om de planten laag te houden, zodat de bladeren makkelijker te plukken zijn. De Assam variëteit wordt gekweekt in tropische gebieden zoals India en Sri Lanka, en de grote bladeren worden verwerkt tot zwarte thee.
Er kunnen enkele duizenden theeplanten geplant worden op een hectare grond. Ondanks het feit dat de theeplant relatief oud kan worden, is het toch noodzakelijk dat de plantages steeds met nieuwe jonge planten worden aangevuld met jonge plantjes opgekweekt uit stekjes. De theeplant kan worden gestekt van volwassen takjes met twee knopen. De stekjes worden dan meestal geplant in cultuurbedden waar gecontroleerd een hogere luchtvochtigheid en een vochtigere bodem kan worden aangeboden aan de stekjes. Als de stekjes na een goed jaar zijn uitgegroeid tot een goede vijftien centimeter hoog kunnen ze worden verplant in de vaste grond van een veld. Vaak worden bij het opgroeien van de stekken papier potten gebruikt, zodat de stekken zonder beschadiging van de wortels kan worden verplant in het veld. Een theestruik wordt volwassen tussen het zevende en tiende jaar. In die periode geeft de plant de beste kwaliteit van bladeren.
Graag uw mening of bevindingen over bovenstaande informatie. Wat vind je ervan?
[ois skin=”Na blog post”]
Meer daarover in de Serie “De teelt van groene thee” – deel 2 de teelt en de pluk van thee
Vond je dit een leuk artikel, laat het dan weten via de sociale media.
Geef een reactie